Obligatiekoning Bill Gross, recentelijk de deur uitgewerkt bij het door hem mede-opgerichte Pimco, maakt een vliegende start met zijn nieuwe bedrijf Janus Capital. Wat daarbij hielp was een cheque van een half miljard dollar van George Soros, ook een beleggingsfenomeen.
In de film Wall Street van Oliver Stone krijgt de jonge beurshandelaar Bud Fox in een restaurant een forse cheque overhandigd van zijn grote held Gordon Gekko. Speelgeld, waarmee hij moet bewijzen dat hij het vertrouwen van Gekko waard is.
Belegger Bill Gross onlangs kreeg ook een forse cheque, van het bedrijf van miljardair George Soros, zo vernam zakenkrant The Wall Street Journal. Soros staat bekend als de man die de Bank of England in de jaren negentig op de knieën bracht, met een uiterste effectieve miljardenspeculatie tegen het Britse pond.
Bill Gross en George Soros
Groot verschil met de jonge beurshandelaar Fox in de film Wall Street is, dat Gross (70) zich niet hoeft te bewijzen, maar bekend staat als een van de beste obligatiebeleggers ter wereld – lange tijd stond hij zelfs bekend als de ongekroonde koning van de obligatiebeleggers.
Bij Pimco beheerde Gross veruit het grootste obligatiefonds ter wereld. Maar interne ruzies met een kroonprins, Mohamed El-Erian, en timingsfouten die Pimco de nodige miljarden kostten, leidden eerder dit jaar tot een waar koningsdrama.
Gross werd door andere directeuren bij Pimco naar buiten gewerkt en zorgde er op het nippertje voor dat hij een nieuwe start kon maken bij het kleinere beleggingshuis Janus.
Dat Soros hem een half miljard dollar toevertrouwt, komt in ieder geval over als een bemoedigend schouderklopje: Bill, je kunt het nog. Bovendien komt het Janus Capital wel goed uit. Voordat Soros zijn beurs trok had Gross bij Janus slechts 443 miljoen dollar om te beleggen. Dat lijkt veel, maar in vergelijking met de tientallen miljarden waarmee Gross dagelijks kon handelen bij Pimco, is het een schijntje.
Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl